Stel je voor: je allereerste solo-optreden (die 10 minuten improvisatie in het voorprogramma van SkullyS LandinG niet te na gesproken), in nauwelijks een maand tijd in elkaar gebokst… Je zou van minder lichtelijk zenuwachtig worden. Maar als je onzekere verschijning dan zowaar opgemerkt wordt door een zich geheel toevallig in het publiek bevindend jeugdidool, (de ondertussen helaas overleden Luc De Vos), die vervolgens gezwind je zeer bescheiden passage -inclusief ouders in het publiek- min of meer vereeuwigt in een column, dan kan je toch van een geslaagd debuut spreken 😉
(Overigens: dank aan Steven H en Zang & dans producties voor de organisatie!)
—
“HET GEBROKEN GLAS“
zone 09 – 4 feb ’09
Het was een zondagnamiddag. Ik was bij mijn tante Cordule na het eten van de confituurtaart plots van verveling in elkander gestuikt en bewusteloos afgevoerd naar het Sint-Lucashospitaal.
Daar luidde dokter Grijspeerd’s ernstige diagnose: ‘Vos, gij moet op zondagnamiddag op café gaan zitten of zoiets, gij gaat nog een keer doodvallen van verveling. Ga volgende week zondag een keer ieverans naar toe.’ Maar op zondag is er natuurlijk niets open. De redding kwam uit onverwachte hoek. Vlak naast de Vooruit, waar vroeger die gasten van Use-it zaten is er nu plaats gemaakt voor een kleine kunstgalerij waar op zondagnamiddag zich ook performances voltrekken. Het is een beproefde kunstuiting, de performance, reeds uitgevonden in de jaren vijftig. Ik ben er dol op: dichters die met soundscapes werken. En het is eigenlijk niet zo moeilijk. Die dichters nemen een machine mee die een brommend etherisch geluid voortbrengt, vaak met een echo-effect erop, zodat men zich in een gigantische zoemende elektriciteitscentrale waant. En dan maar gedichten voordragen, jongens! Verzen meestal met een eerder dramatische maar ook ironiserende en zelfs komische inslag. Nu lijkt het alsof ik er een beetje lacherig over doe, maar ik kan daar echt waar van genieten. Niet echter zonder drie pinten te hebben gedronken, drie pinten, niet meer, maar ook niet minder. En dan maar wegdromen in dat geluidslandschap met de dichter die zijn ironiserende gal spuwt. Er was ook een jongen met een gitaar en een laptop. Hij droeg een ruitjeshemd met daarbovenop een polotrui, net als in de jaren zeventig. Hij drukte op de knop van zijn Apple die thans een vervreemdende beat genereerde. Hij speelde een paar noten die in een eindeloze lus, daartoe aangestoken door een digitaal programma, zichzelf begonnen te herhalen. Verder bleef deze jongen compleet onzichtbaar, sprak geen woord en leek in zijn performance te verzinken, zonder zich tot zijn publiek te richten, mentaal noch fysiek. Na afloop was ik zelfs compleet vergeten hoe hij er uitzag wat betreft zijn gelaatstrekken. Ik moest denken aan mijzelf toen ik jong was. Hoe verlegen ik toen ook was, wanneer ik op het podium van een café stapte begon ik te brullen en lawaai te maken met twee doelen voor ogen: kijk naar mij en hou van mij! Maar wellicht had deze jongen al liefde genoeg in zijn leven. Dat is het natuurlijk. De jeugd van tegenwoordig heeft zodanig veel sociale competentie en ook kansen sowieso om het geluk te vinden. Die schreeuw om aandacht die ik in die tijd meende te moeten uiten is hen compleet vreemd. Ik ontwaarde in dat zaaltje natuurlijk ook weer het voor mij compleet verbazingwekkende fenomeen van ouders die hun kinderen kwamen aanmoedigen om zich artistiek te manifesteren, in plaats van hen daarin tegen te werken zoals in mijn jonge jaren de gewoonte was. Het is een fenomeen waar ik het al vaker heb over gehad en waarover ik vanaf heden de stilte zal bewaren.
Toen om acht uur ’s avonds de boel werd opgeruimd, zodat iedereen nog naar De Smaak van de Keyser kon gaan kijken, ging ik even achteraan in de zaal loeren, waar een aantal conceptuele werken werden tentoongesteld. Mijn blik werd getroffen door een werk van de binnen het kunstmilieu veelbelovende Amerikaanse kunstenaar Ado Jahic. Onthoudt die naam, u zal wellicht nog veel van hem horen. Het was een installatie met als thema: De Liefde. Ik zag een bak van ijzer in de vorm van een hart en die lag vol met gebroken wijn- en bierglazen. Boven die bak hing er een boodschap aan de muur: ‘Denk aan een persoon waarvan u zodanig veel hield dat het pijn deed. Schrijf de naam van die persoon op een papiertje en plak het aan deze muur, schenk uzelf vervolgens een glas in en denk aan de vervlogen goede en kwade dagen. Verdrink dan de herinnering en smijt het glas aan diggelen in het ijzeren hart hier aan uw voeten.’ Ik ging een glas nemen aan de toog en gooide het met geweld tussen de gebroken glazen. Maar mijn glas wilde niet breken.
LUC DE VOS
—